Film speelde geen belangrijke rol in Jans leven, totdat hij op achtjarige leeftijd werd blootgesteld aanJurassic Park, een filmische ervaring die hem nooit meer heeft losgelaten en hem tot op de dag van vandaag achtervolgt.
Hoe doen ze dat?' Een vraag die zich bij het zien van een film bomvol effecten steeds minder opdringt, maar bij tijd en wijle toch weer de kop opsteekt.
Het is tegenwoordig moeilijk voor te stellen, maar er was een tijd dat het publiek bij het zien van een film in verbijstering de effecten op het scherm aangaapte, de mond wijd open van ongeloof en fascinatie. Als men woeste dinosauriërs – oftewel stop-motion poppen in een bordkartonnen decor – over het scherm zag dartelen kon men amper bevatten hoe deze “levensechte” beelden geschoten waren. Een klassiek voorbeeld is The Lost World uit 1925, waarvoor stop-motion grootmeester Willis O'Brien een wereld vol prehistorische wezens schiep uit rubber en metalen armaturen, maar de toeschouwer wist niet beter of hier waren daadwerkelijk levende dinosauriërs op beeld vastgelegd. Zelfs mensen die beter zouden moeten weten werden erdoor gefopt toen schrijver en berucht 'practical joker' Arthur Conan Doyle beeldmateriaal uit de (toen nog niet uitgebrachte) film presenteerde als heuse beelden van uitgestorven diersoorten. Doyle haalde er de kranten mee, en The Lost World kreeg zoveel gratis publiciteit dat het wat effecten betreft op de goede weg was.
Special effects waren destijds te beschouwen als goocheltrucs. Immers, de toeschouwer wordt iets getoond wat anders in elkaar steekt dan hij denkt en 'suspension of disbelief' doet de rest. De kijker weet wel dat wat hij waarneemt onmogelijk datgene kan zijn wat hij wil denken dat het is, maar accepteert de truc als een weergave van het onmogelijke. Die toeschouwers die willen weten hoe de truc werkt, vangen bot, want een goochelaar onthult zijn geheimen niet. Zo werkte het lange tijd ook in fil Sterker nog, cinema is in zekere zin begonnen als goocheltruc, waarbij de technologie die haar bestaan mogelijk maakte doorgaans belangrijker was dan dat wat er getoond werd (de zogeheten 'cinema of attractions', waarbij de attractie de cinema zelf was), omdat het zo fris en nieuw was dat mensen zich er nog geen voorstelling van konden maken hoe het werkte. De filmpioniers in de beginjaren van het medium waren net zo goed illusionisten als hun tegenhangers op het toneel, die voor het vermaak en de fascinatie van het volk schijnbaar onmogelijke prestaties leverden. Georges Méliès verraste en verbaasde zijn toeschouwers met zijn honderden korte films boordevol special effects niet minder dan Harry Houdini met zijn ontsnappings-acts.
Dat ligt heden ten dage allemaal ver achter ons. De moderne bioscoopganger laat zich niet zo makkelijk in de luren leggen. Hij is door de voortschrijdende technieken van de special effects dusdanig verwend dat hij al het ogenschijnlijk onmogelijke al heeft mogen aanschouwen. Exploderende planeten, buitenaardse culturen, immense veldslagen tussen allerlei fantastische creaturen, Jessica Alba naakt onder de douche: allemaal al gedaan, allemaal al gezien. Ook al is het aantal per jaar uitgebrachte films dat stevig buigt op effecten nou niet bijster hoog - het zijn er nog steeds teveel - waardoor nieuwe toevoegingen van tevoren kunnen rekenen op een hoge mate van scepsis. Het merendeel van de bioscoopbezoekers is inmiddels moe van al die visuele pracht en praal en ziet liever een goed doordacht verhaal en overtuigend acteerwerk, wat niet strookt met de intenties van de uitvinders van het medium al die jaren geleden, die hun kijkers puur met beelden wilden verbijsteren in plaats van met een narratief (aangezien die mogelijkheid in eerste instantie nog niet bij hen opkwam). Maar anno 2013 is het publiek zo verzadigd met visueel spektakel dat je als effectenfilm wel heel overtuigend of vernieuwend uit de hoek wilt komen om blijvende indruk op je kijkers te maken.
De schuld van deze hoge mate van wantrouwen en verwaandheid tegenover het visuele aspect is te leggen bij twee factoren. Ten eerste is er de digitale technologie die in twintig jaar tijd zoveel films voorzien heeft van 'computer generated imagery' (CGI) dat het publiek ze als alledaags is gaan beschouwen. Was het in 1993 nog de magie van de (spaarzaam gebruikte) digitale mogelijkheden die ons meesleurde in de hyperrealistische wereld van Jurassic Park toen CGI nog nieuw en origineel was, tegenwoordig is het 't overmatig gebruik van diezelfde mogelijkheden die veel bioscoopgangers vooraf al een negatieve mening doet vormen over de nieuwste Transformers film wegens overdaad aan visuele pracht en praal gekoppeld aan ondermaats schrijfwerk, waarbij dat tweede aspect de doorslag geeft. CGI is in betrekkelijk korte tijd te veel en te vaak ingezet om nog daadwerkelijk indruk te maken op een publiek dat dankzij haar capaciteiten zo'n beetje alles wel gezien heeft. Bovendien dreigt er dankzij CGI een generatie op te groeien die zodanig verwend is door digitale effecten dat ze simpeler effectenwerk uit eerdere tijden, dat minder realistisch maar daardoor niet minder charmant overkomt, niet meer op prijs stelt.
De tweede factor is de toeschouwer zelf. De mens is van nature een nieuwsgierig wezen. Als mensen iets nieuws zien willen ze weten hoe het werkt. Dat was vroeger nog een hele opgave omdat informatie niet zo wijds circuleert als vandaag de dag. Tegenwoordig wordt het ons echter makkelijk gemaakt. Willen we weten hoe ze Gollum uit Lord of the Rings hebben gecreëerd, dan pakken we de DVD erbij en krijgen we een documentaire van vijftig minuten te zien waarin haarfijn wordt uitgelegd hoeveel pixels er nodig waren om Andy Serkis om te toveren in een uitgemergeld schepseltje. En het nauwgezet uitleggen van dergelijke kennis die ooit als illusionistisch beroepsgeheim gold, is terug te vinden op ontelbaar veel thuisbios-uitgaven van praktisch elke blockbuster van de laatste veertig jaar. Online gaat het opsteken van zulke kennis ongetwijfeld nog rapper. Natuurlijk kunnen we zulke details links laten liggen – en veel mensen doen dat ook vanwege tijdgebrek of desinteresse – maar als we willen weten hoe ze iets gemaakt hebben in een film, dan is daar heel simpel achter te komen. Dat we door deze zelfstudie volgende filmervaringen voor onszelf verpesten nemen we blijkbaar voor lief.
Maar toch komt er zo nu en dan nog een film uit die visueel zo knap in elkaar steekt dat zelfs de meest “geletterde” filmfanaat slechts kan gissen naar de precieze totstandkoming. Dit jaar valt die eer te beurt aan Gravity . Anderhalf uur lang zitten we samen met George Clooney en Sandra Bullock vast in de ruimte en worstelen we om het kille vacuüm van het uitspansel te overleven en heelhuids weer vaste grond onder de voeten te krijgen. Anderhalf uur lang komen de meest ambitieuze shots voorbij, soms wel een kwartier onafgebroken (althans, dat dienen we te geloven), waarin de acteurs, hun gereedschap en hun bloed, zweet en tranen ons in het luchtledige om de oren vliegen en hun doodsstrijd ook als onze doodsstrijd aanvoelt. Anderhalf uur lang vergeten we dat we in een bioscoopstoel zitten en worden we meegesleurd door de weergaloze, wonderschone beelden die Alfonso Cuarón ons voorschotelt. En dan dient eindelijk die aloude vraag zich weer eens op: 'hoe doen ze dat?' Persoonlijk heb ik geen idee hoe ze het geflikt hebben. Er zal vast wel een hoge mate van computer gegenereerde beelden bij betrokken zijn geweest, maar vraag mij niet waar de werkelijkheid eindigt en de digitale fictie aanvangt. Daarin ligt de kracht van Gravity , die het niet van het flinterdunne verhaal moet hebben, maar die ook niet pretendeert dat dat nou zo relevant is. Waar het Cuarón om gaat is het vastpakken en het niet loslaten van zijn publiek in een onvergetelijke bioscoopervaring die ons iets toont wat we nog nooit eerder hebben gezien. En in dat opzicht is Gravity volledig geslaagd.
Laten we hopen dat we een fraaie thuisrelease van Gravity kunnen verwachten, rijkelijk voorzien van bonusmateriaal dat tot in de kleinste details uit de doeken doet hoe ze die ongelofelijke beelden in vredesnaam tot stand hebben gebracht. Of laten we hopen dat Cuarón daar een stokje voor steekt en – op de langere termijn uiteraard – zijn geheimen mee het graf inneemt, zodat we in verbazing kunnen blijven steken en Gravity daardoor zijn meerwaarde behoudt.