Oude meesterwerken nog eens onder de loep. Ditmaal de film waar Martin Scorsese in 1973 mee doorbrak: Mean Streets.
De genialiteit van Lionel Messi, de beste voetballer ter wereld, is betrekkelijk. Hij schittert bij Barcelona, maar alleen dankzij zijn briljante medespelers. Voor zijn land Argentini?, met minder begaafde spelers, trapt hij doorgaans geen deuk in een pak boter. Wanneer Quentin Tarantino filosofeert over acteur Robert De Niro als Johnny Boy in het klassieke misdaaddrama Mean Streets (1973) gebruikt hij dezelfde strekking. Zonder mentor en regisseur Martin Scorsese en de excellerende hoofdrolspeler Harvey Keitel was De Niro nergens. Zijn explosieve doorbraak, evenals Messi z’n doelpunten, heeft hij mede te danken aan zijn getalenteerde wapenbroeders.
Mean Streets is ver verwijderd van de donkere grandeur van The Godfather , maar leunt comfortabel tegen de blue-collar barok van The Sopranos aan. De beginnende regisseur Scorsese begon zijn opmars met deze film over goede tijden, slechte tijden in zijn geboorteplaats Little Italy, New York, daar waar wannabe gangsters een magere boterham bij elkaar sprokkelen met duistere zaakjes. Hij stond aan het begin van zijn carrière en Mean Streets ziet er even morsig en rommelig uit als de straten van Little Italy zelf. Desondanks schoten de zaden van latere klassiekers als Taxi Driver (1976), Goodfellas (1990) en Casino (1995) hier wortel. Het had zijn autobiografie kunnen zijn, want Little Italy biedt maar twee keuzes, zegt Scorsese: je wordt gangster of je wordt priester. Gelukkig wist hijer een derde mogelijkheid aan toe te voegen: die van chroniqueur van de zelfkant van zijn geboortegrond.
De begintitels van Mean Streets zijn inmiddels klassiek en nog altijd overdonderend. Iconische muziekproducent Phil Spector’s tienersymfonie Be My Baby naast de korrelige homevideo van hoofdpersoon Charlie in Little Italy. De muziek en film druipend met verlangen en nostalgie vormen samen een potente mix. Phil Spector was echter not amused want Be My Baby van de Ronettes werd zonder toestemming gebruikt. Zijn vriend John Lennon maakte hem hier op attent en noemde het de brutaalste rip-off sinds Bob Dylan zonder toestemming folk muzikant Dave van Ronk’s versie van House of the Rising Sun op zijn eerste album zette. Spector overwoog via een gerechtelijk bevel de film uit de roulatie te halen, maar juist Lennon toonde genade: “Ach, geef hem een kans Phil, wij moesten ook ergens beginnen.” Na een gesprek met Scorsese kreeg Spector excuses en een belofte om meer van zijn muziek in zijn films te gebruiken (o.a. Then He Kissed Me van The Crystals in Goodfellas ). Deze audiovisuele fusies, gebruikmakend van muziek uit de tijdgeest in zijn films, werd een handelsmerk van de regisseur.
Even verderop in Mean Streets krijgt Johnny Boy’s hilarische opkomst in Tony’s Bar dezelfde overrompelende behandeling, nu met The Stones, Jumpin’ Jack Flash : volgens Mick Jagger ‘born in a crossfire hurricane’. Op en top Johnny Boy, geboren in een verwoestende orkaan. Johnny Boy is Jumpin’ Jack Flash. Charlie is een filosoof van de koude grond, hij wordt bijna sereen gespeeld door een hypnotiserende Harvey Keitel. Hij is een devote katholiek, zijn rolmodel Sint Franciscus van Assisi. Zijn credo: je boet niet voor je zondes in de kerk, maar op straat. Charlie is één en al barmhartigheid, niet de meest voor de hand liggende karaktertrek voor een gangster in New York. De epilepsie van zijn vriendin Teresa (Amy Robinson) baart hem zorgen, evenals de opdringerige Michael (Richard Romanus) de stijlvolle gangster die Johnny Boy (Robert De Niro) op de hielen zit wegens wanbetaling. Charlie’s oom Giovanni (Cesare Danova) voor wie hij schulden ophaalt, zet hem onder druk om Teresa te dumpen. Zijn leven zit vol gewetensvragen waar hij nauwelijks raad mee weet. Maar vooral om zijn beschermeling Johnny Boy maakt hij zich druk.
Johnny Boy is ADHD avant la lettre. Hij balanceert tussen hysterische kwajongen en volwaardige psychoot en bevindt zich op flinterdun ijs, want iedereen in Little Italy krijgt wat van hem. Maar Johnny Boy blijft lachen en voelt haarfijn aan dat zijn leven nooit iets voor zal stellen: dan maar uitbundig dansen op dat dunne ijs. Zijn roekeloosheid is eerder kinderlijk dan kwaadaardig. Wat geeft het als ik geld leen van elke dief op the Lower East Side en nooit iets terugbetaal? Who The Fuck Cares? Maar de duivel zit hem op de hielen en de duivel is de meedogenloze Michael die een tree hoger op de Maffia ladder zit. En Michael wil geld zien.
Er zijn filmcritici die zich neerbuigend uitlaten over het gebrek aan een behoorlijke spanningsboog, de te simpele verhaallijnen en het rommelige camerawerk. Maar Mean Streets is rauw en puur en loopt over van de pulserende energie. Het is de ultieme character driven plot en welke verhaallijn dan ook zou secundair zijn naast deze memorabele personages. Als de personages geloofwaardig zijn en de acteurs overtuigen, dan kunnen ze alles maken. Ze weten dan te boeien en ontroeren. Wat de spanningsboog betreft, is de dreiging continue aanwezig, zeker als Johnny Boy in beeld is. Eigenlijk begint de spanningsboog voor aanvang van de film ergens in de kille straten van Little Italy als wij als toeschouwers niet aanwezig zijn. Maar de hele film door is het strak gespannen, tot en met de verschrikkelijke apotheose ontketend door Michael de enige schurk in Little Italy die Johnny Boy serieus neemt. De rommelige handheld camera is verbluffend effectief tijdens de dolkomische vechtscene in de poolhall: dan zit je er echt middenin, dan doe je zelf bijna mee.
Geen Godfather grandeur dus, maar een enerverende rit door de armzalige werkelijkheid van Little Italy eind jaren zestig. De gemankeerde, vaak gedoemde personages blijven ontroeren op het stadse slagveld. Ontegenzeggelijk leverde de jonge Scorsese in 1973 een goudgerande visitekaart af. Lou Reed, zelf ook een markante zoon van New York, zou desgevraagd Mean Streets zo kunnen samenvatten: “Hey Babe, Take A Walk On The Wild Side”.