Hoe filmjournalisten worden ingepakt in de hoop dat ze op de juiste film stemmen.
In een recent gepubliceerd artikel schrijft filmjournalist Tom Brook (BBC) hoe hij tijdens het Oscarseizoen ingepakt wordt door filmproducenten. Etentjes en borrelavonden stellen hem in staat prominente acteurs te ontmoeten, en als het even kan volgt daarop een positief relaas van zijn kant, en stemt hij als lid van de Broadcast Film Critics Association op diezelfde gulle filmproducent, zodat ze flink kunnen oogsten bij de Critics’ Choice Awards. Waarom is dat zo van belang? Omdat die uitslag een van de voorbodes is voor de Oscars. Wie een Oscar wint, kan in de Verenigde Staten rekenen op ongeëvenaarde publiciteit voor zijn film, resulterend in een nog grotere omzet. Laten we niet vergeten dat filmmaken in Hollywood niet om innovatie of passie gaat - en dan parafraseer ik filmjournalist Mark Cousins (Story Of Film): het gaat juist omthe hard buck.
Filmposters
Filmproducenten die dure balzalen afhuren om filmkenners op hun wenken te bedienen, hebben dus altijd een dubbele agenda. Grote delen van het filmbudget gaan op in public relations campagnes, en zo blijft er, zichtbaar in een koddig filmpje op YouTube, geen geld over voor een fatsoenlijke poster, en lijken alle filmposters op elkaar. Sommige criticasters spreken zelfs van de eeuwigdurende campagne. Net zoals Amerikaanse politici het hele jaar door anticiperen op de actualiteiten, worden filmmakers ook steeds meer gedwongen plaats te nemen in het stramien van het campagne voeren. Is dat voor alles en iedereen belangrijk? Nee, natuurlijk niet.
Reclamebudget
Filmjournalist Manohla Dargis (New York Times) schreef onlangs een artikel waarin ze aantoont dat geld niet altijd gelukkig maakt. De kleine goed ontvangen filmComputer Chesszette bijvoorbeeld zo’n 4 ton om. Geld maakt volgens haar (logischerwijs) een product niet artistieker. Ze schreef over het astronomische aantal van 900 filmrecensies in de New York Times in 2013. Een groot deel van die uitgebrachte films zijn kostenposten voor filmproducenten, maar onderdeel van de overeenkomst met de productiemaatschappij is dat ze enige tijd in de bioscoop draaien voordat ze via media als Netflix zijn te bekijken. Dargis’ punt is, in mijn beleving, dat een goed ontvangen film alsComputer Chess weinig publiek trekt, en dus ook weinig aandacht krijgt van het Award-circus, en dat films alsIron Man 3daar minder last van hebben. Alhoewel dit bij Iron Man 3 voor de hand ligt, is het wel opmerkelijk hoeveel reclamebudget er is voor Martin Scorsese’s laatste filmThe Wolf Of Wallstreet. Scorsese schreef onlangs een open brief aan zijn dochter over het veranderende filmklimaat, en werd door een underground beweging op de vingers getikt, want wat weet Scorsese nu immers daadwerkelijk over de kleine avantgardistische filmmaker. Dat was een gewaagde uitspraak, waar natuurlijk wel enigszins waarheid in schuilt. Want waar blijft de durf in Hollywood? Tjah, durf is geen garantie voor een zelf-bedruipend bestaan.
Bobo's
Cineasten die zich vooral richten op de kunst van het filmmaken delven bij de Oscars vaak het onderspit. Kijk voor het gemak eens naar de genomineerden voor beste film van de laatste vijftien jaar. Vorig jaar bekritiseerde ik al het feit dat na twaalf jaar (Crouching Tiger, Hidden Dragon) eindelijk eens een buitenlandse film was genomineerd voor beste film (Amour) en nu wordt duidelijk dat er toch wel een causaal verband is tussen geld en succes. Zodoende is het ook frappant dat regisseur Michael Haneke (vanAmour dus) vorig jaar één persmoment koos voorafgaande aan de Oscarceremonie. Dat vond hij voldoende. Zijn ijzersterke film had geen PR-campagne nodig, zijn kunstwerk is zelf-bedruipend, ondanks Haneke’s verlies van het beduidend minder interessante Ben Affleck vehikelArgo. Leden van The Academy die mogen stemmen voor de Oscars worden ook voor dergelijke etentjes uitgenodigd waar ze de uitstekend acterende Chiwetel Ejiofor mogen aanspreken en op de foto mogen met Lupita Nyong’o. Niet vanwege hun acteerprestaties in12 Years A Slave, maar omdat ze het zo moedig volhouden, tussen al die bobo’s, die overigens als je dat mag geloven, nogal conservatief uit de hoek kunnen komen.
De buitenlandse film
Naar aanleiding van al dat gezeur over de corrumperende werking die die etentjes hebben, gaf filmjournalist A.O. Scott van New York Times afgelopen week aan, dat zijn redactie helemaal niet mag deelnemen aan die stemmingen. Hoe kan je immers door die presentjes nog onafhankelijk blijven. Scott belandde in een discussie met andere filmcriticasters, en eigenlijk waren ze het wel met hem eens, maar het blijft leuk om als filmjournalist je eens per jaar tussen die beroemdheden te begeven. Desalniettemin is het helder waarom leden van The Academy stemmen zoals ze stemmen, je moet van ver komen wil je dat jouw kunstwerk een rol van betekenis speelt aldaar, of je moet veel geld hebben. Dames en heren, kijk naar de waslijst aan goede films die dit jaar zijn uitgekomen, je gaat me niet vertellen dat eenLa Grande Bellezzaniet kan opboksen tegen eenAmerican Hustle(plaats hier een volstrekt inwisselbare Amerikaanse film). Het zijn niet slechts de leden van The Academy die chauvinistisch zijn, dit geldt ook voor de Amerikaanse filmcriticus die vol lof kan spreken over deforeign filmmaar uiteindelijk toch dicht bij huis blijft. Mede dankzij dat geld.