Het International Film Festival Rotterdam trok dit jaar 353.000 toeschouwers, dat is 12.000 meer dan vorig jaar.
Bovendien kwamen er 393 filmmakers & kunstenaars naar de Maasstad. Dit jaar zag ik acht films verspreid over vijf dagen, waaronder twee films uit de Tiger Award competitie, films van makers die hun eerste of tweede speelfilm vertonen. Te weten van Sophie Deraspe uit Canada, over een vrijwilligster die werkt op een afdeling met terminale patiënten van een ziekenhuis en zich daarin, volgens haar vriend, te veel verliest. En een van de drie terechte winnaars van de Tiger Award, , de tedere en liefdevol gemaakte film van de Mexicaan Pedro Gonzales-Rubio. Hij gaat over een net gescheiden vader, die zijn vijf-jarige zoontje meeneemt op een vistocht, per boot door de ongerepte natuur van het Mexicaanse Koraalrif de Banco Chinchorro. wordt later dit jaar uitgebracht door het Filmmuseum.
Meer dan voorgaande jaren viel me op hoe somber en zwaar de onderwerpen van de films in het programma waren. De cinema is een afspiegeling van de maatschappij, die er ook inderdaad niet zo vrolijk uitziet met zijn aardbevingen, dreigend terrorisme en de kredietcrisis. De programmeurs zijn afhankelijk van het aanbod, maar hoeveel films over gevangenissen, oorlog, vervreemding, en andere ellende kan een mens verdragen. Soms krijg je wel eens de indruk dat hoe zwartgalliger het thema van de film is, des te meer hij serieus genomen wordt door collega’s uit de filmindustrie. Het lijkt bijna of een verontrustend en zwaar thema een nieuwe norm is geworden. Daarmee wil ik niet zeggen dat films met een donker thema slecht zijn, zeker niet als de filmmaker op integere wijze zijn persoonlijke worsteling tot uitdrukking brengt. Zoals in de film Lebanon van de Israëlische filmmaker Samuel Maoz, die zijn eigen ervaring als tanksoldaat in de oorlog tussen Libanon en Israël in beeld bracht. De hele film speelt zich af in een tank, zodat de kijker zich in kan leven in de claustrofobie en angsten van een tanksoldaat. Deze aangrijpende film won de Gouden Leeuw in het filmfestival in Venetië. Maoz werkte maar liefst twintig jaar aan Lebanon .
Toch is deze tendens, films met een verontrustend, somber en donker thema te laten overheersen, al enkele jaren aan de gang; ook in het IDFA en andere filmfestivals zijn de ‘doom and gloom’ onderwerpen in de meerderheid. Een criticus noemde het eens sarcastisch ‘de goede doelen fil’ Hoe heftiger en afschuwelijker de misstanden hoe beter, lijkt het. Ik ben ervan overtuigd dat (film)-kunst niet alleen de donkere kant van het leven moet tonen, maar ook de lichte, mooie en humoristische kant. Kunst zou ook een tegengif kunnen bieden, tegen de destructieve krachten in de samenleving. Om nog even in filmsferen te blijven; een personage gespeeld door Roberto Benigni in Down by Law van Jim Jarmusch zei het zo treffend: ‘ it’s a sad and beautiful world’. Inderdaad triest én prachtig, allebei tegelijk. Het gaat om het evenwicht.