Het Nederlands Film Festival heeft gedreigd Utrecht te verlaten na het floppen van het Bieb++ project. Maar waar wil het festival zelf - letterlijk en figuurlijk - naar toe?
Gaat het Nederlands Film Festival Utrecht verlaten? Deze mogelijkheid houdt Willemien van Aalst, directeur van het festival, nadrukkelijk open, als we haar woorden in een interview met het AD afgelopen weekend mogen geloven. Maar wat wil ze hiermee bereiken? En heeft ze zelf wel een visie waar het NFF naar toe moet? Kortom: wat wil Willemien?
De reden voor haar uitlatingen is het afketsen van de bouw van de Bieb++ in Utrecht. Dit had een prestigieus project moeten worden waarbij de nieuwe centrale bibliotheek gecombineerd zou worden met een nieuw onderkomen voor filmhuis 't Hoogt. Deze moet namelijk voor 1 juli 2018 uit de huidige verouderde huisvesting. Met een plek in Bieb++ zou 't Hoogt in één keer groeien van 3 zalen met 216 stoelen naar 8 zalen met 800 stoelen. Een prima 'festivalpaleis' voor het IFFR, zo dacht Van Aalst lange tijd. Maar dit bleek dus te positief gedacht.
De bioscoopsituatie in Utrecht zit al jaren in een impasse. Al decennia wordt er gesproken over nieuw- en verbouw van zalen, maar door de houdgreep waarin de diverse exploitanten en de politiek elkaar houden, is er tot nu toe weinig van de grote plannen terecht gekomen. De soap van de megabioscoop van Wolff op het Jaarbeursterrein nam op ten duur haast groteske vormen aan: zoveel plannen, studies en plaatjes, maar een concreet begin: ho maar. Ondanks de vorig jaar gesloten overeenkomst tussen Wolff en de gemeente, moeten de definitieve vergunningen nog worden afgegeven. En dan moet de eerste heipaal nog de grond in gaan.
Ook het idee van een 'cultiplex', de droom van oud 't Hoogt-directeur Henk Camping voor een 'mediahuis' met in het hart een artplex, is jarenlang als een hete aardappel rondgegooid. Noch over de plek noch over de invulling kon de politiek een definitief besluit nemen. Maar bij het afscheid van Camping in 2012 leken de kansen voor het project ineens groot. Er werd zelfs al gesproken om één van de acht zalen naar de oud-directeur te noemen. Naast een 'campingzender' hadden we dus bijna ook een 'campingzaal' gehad.
Naast het politieke gedraai was er nog een andere constante in het Utrechtse bioscoopdrama: de strijdvaardigheid van filmer maar bovenal exploitant Jos Stelling. Waar in andere steden als Amsterdam en Rotterdam arthouses, bioscoopketens en gesubsidieerde filmhuizen prima naast elkaar kunnen bestaan, lijkt Stelling elke vorm van gesubsidieerde filmvertoning te zien als directe bedreiging voor zijn eigen (ongesubsidieerde) filmtheaters Springhaver en Louis Hartlooper Complex. Bovendien heeft hij zelf grote plannen voor een nieuw arthouse in de huidige City-bioscoop. Maar dat een succesvol bioscoopondernemer als Stelling zoveel invloed heeft op het Utrechtse filmklimaat dat het niet uit een kramp lijkt te komen, is nog steeds verbazingwekkend te noemen.
Zo lijkt Stelling, die in 1981 de Nederlandse Filmdagen - de voorloper van het huidige Nederlands Film Festival - oprichtte, zelf de bijl in zijn festivalboom te hebben gezet. Als reactie op de uitspraken van Willemien van Aalst, zei hij fel dat het NFF wel wat dankbaarder mag zijn voor alles waar ze volgens hem van hebben geprofiteerd. Van Aalst op haar beurt lijkt zich ook blind te staren, en wel op de mislukte Bieb++. Het feit dat er met de nieuwe Wolff bioscoop en TivoliVredenburg nieuwe kansen liggen, lijkt haar niet te boeien. Ze gaat eraan voorbij dat het International Filmfestival Rotterdam een grote bloei doormaakte met de Pathé multiplex op het Schouwburgplein, gevolgd door de nieuwe zalen van De Doelen. Het argument dat deze zalen niet goed genoeg voor het festival zouden zijn en bovendien te weinig, is natuurlijk flauwekul. Denkt Van Aalst in Den Haag of Rotterdam nu werkelijk meer en beter te vinden dan ze straks in Utrecht krijgt? En Amsterdam barst al uit zijn voegen van filmfestivals, dus of het wenselijk is om het NFF hieraan toe te voegen, is nog maar de vraag.
Misschien is het belangrijkste element in de discussie wel dat Van Aalst flink wil groeien en blijkbaar flinke ambities heeft, maar dat niet duidelijk is waar ze met het NFF naar toe wil. Wat wil het meer zijn dan een jaarlijkse plek waar het publiek gemiste Nederlandse films inhaalt, een verdwaalde oude film bekijkt of een lading tv-films op het grote doek ziet? Ook de meeste premières draaien een paar weken later al overal in het land. Pas als Van Aalst met een stevige visie het festival even goed weet te verkopen als Stelling zijn filmtheaters, maakt ze kans dat er naar haar wordt geluisterd. Toen in 1975 de Cinemanifestatie Utrecht inruilde voor Rotterdam (waaruit het IFFR ontstond), ging dat met de sneer dat Utrecht 'het' niet meer had. Het NFF moet oppassen dat dat niet over het festival wordt gezegd.