Jelle Burgers is student filmwetenschappen en kan niet zonder zijn dagelijkse dosis film. Gaf als kind zijn eerste filmrecensie na het zien van Beauty and the Beast in de vorm van een enorme huilbui omdat het beest dood was. Deelt graag zijn mening over film met alles en iedereen. Vindt Georgina Verbaan hilarisch.
De Nederlandse film… niet bepaald iets waar ik even voor ga zitten en ook niet bepaald een internationaal begrip. Elk jaar weer zie ik nieuwe Nederlandse films in de bioscoop verschijnen en ieder jaar weer is het niveau bedenkelijk. Ik ben gestopt met het kijken van Nederlandse films, op een enkele uit het verre verleden na, irriteren ze mij mateloos. Slecht acteerwerk, slecht camerawerk, slechte verhaallijnen en sporadisch zelfs slechte special effects. Er is geen grotere dooddoener dan slechte special effects; het drukt de kijker met de neus op de feiten. De filmwereld waar je in probeert op te gaan is onherroepelijk verwoest. Maar genoeg over special effects, laat ik weer teruggaan naar de Nederlandse film. Waar ik mij vooral aan stoor, is de intentie waarmee veel Nederlandse films gemaakt lijken te worden. Ze lijken inspiratieloos en plichtmatig in elkaar gezet. Als ik naar een Nederlandse film zit te kijken heb ik het idee dat ik naar de televisie aan het kijken ben. De eeuwige medium close-up, het clichématige verhaal, de bijzonder overdreven en –in veel gevallen—matige acteerwerk zorgen ervoor dat ik de gemiddelde Nederlandse film na een kwartier uitzet. Zelden zie ik een artistieke impuls terug in een Nederlandse film. Het concept is in drie stappen uit te leggen: we pakken een Nederlandse bestseller, casten een berg bekende Nederlanders (kwantiteit boven kwaliteit) en filmen die hap. Beetje jammer. Het probleem van de Nederlandse film is echter fundamenteler dan een gebrek aan kwaliteit.
Een paar maanden geleden werd op tv het pareltje van eigen bodem, , uitgezonden: lachen, gieren, brullen dus. Het probleem van deze film gaat echter veel verder dan een gebrek aan kwaliteit. Natuurlijk, het hilarische acteerwerk van Georgina Verbaan en één van de meest wanstaltige vluchtscènes uit de filmgeschiedenis hielpen niet, maar zelfs mocht dat opgelost zijn dan is dat nog niet genoeg om op te gaan in deze film. Als ik naar deze of andere Nederlandse films kijk zie ik namelijk geen personages die vertolkt worden door acteurs maar door bekende Nederlanders die een toneelstukje opvoeren. Ik kijk niet naar Reneetje (serieus? Reneetje?) maar naar Georgina, je weet wel, die ex van Jort Kelder die elke week wel ergens in een televisieprogramma opduikt. Het corps BN'ers is te klein om een speelfilm te dragen, ik geloof het simpelweg niet. Hoe kun je nou opgaan in een film met Halina Reijn als ze wekelijks aan tafel zit bij DWDD om haar on-interessante mening te delen? Hoe kun je van mij nou verwachten dat ik in huilen uitbarst als Marco Borsato in in steenkolenengels smeekt om de vrijlating van wat zielige negertjes? Ik geloof best dat Nederlandse acteurs en actrices hun best doen, maar ze hebben allemaal een serieus geloofwaardigheidsprobleem. Ze staan zo in de spotlights dat ik hun persoon niet los kan zien van hun rol. Dit probleem heb ik niet bij Rutger Hauer of Famke Janssen, simpelweg omdat ze niet wekelijks op tv te zien zijn. Ik zou een stuk minder moeite hebben met de Nederlandse film als er geen BN'ers in zouden meespelen. Maar is een kwaliteitsinjectie en een cast zonder BN'ers het recept voor een goede Nederlandse film? Misschien ben ik wat te kritisch, maar wat mij betreft niet.
Het begrip “goede” film is natuurlijk rekbaar, relatief en arbitrair, maar als ik mijn kijkervaring bij het zien van een gemiddelde Hollywoodfilm vergelijk met mijn kijkervaring bij het zien van een Nederlandse film zal de Nederlandse film altijd aan het kortste eind trekken. Voordat ik mijzelf helemaal kan verliezen in een film is het noodzakelijk dat de filmwereld een andere is dan de wereld waarin ik de film kijk. Ik vindt het prima om herkenningspunten te zien, maar ik mag niet het gevoel hebben dat de film zich om de hoek had kunnen afspelen. Er moet voor mij altijd een afstand zijn tussen mijn belevingswereld en de belevingswereld in de film, een afstand die in de gemiddelde Nederlandse film niet aanwezig is. Als film de verbeelding is van fantasie dan kan de film toch niet gelijk zijn aan de dagelijkse werkelijkheid? Wat blijft er dan nog over van het verschil tussen fantasie en werkelijkheid? De verschillen tussen Nederland en andere Europese landen zijn subtiel, maar toch zijn ze er en ik heb die verschillen—hoe subtiel ook—nodig om mij in te kunnen leven in de film. Ik heb ze nodig om onderscheid te maken tussen realiteit en fantasie. Taal, plaats en personen zijn voor mij dus de grootste struikelblokken bij het zien van een Nederlandse film, maar voor een buitenlander geldt dit niet. Toch blijkt het niet eenvoudig om Nederlandse films te exporteren. De enige logische conclusie moet dan zijn dat de gemiddelde Nederlandse film gewoon niet goed in elkaar zit. Er is dus hoop, een kwaliteitsinjectie en exporteren maar. Voor mij als Nederlander is er echter geen hoop en daar kan ik prima mee leven; de rest van de wereld vult dat gat wel op. De Nederlandse film is als geen ander in staat zichzelf belachelijk te maken, dus er valt gelukkig om te lachen; aan en gaan!
N.B. “De Nederlandse film” in deze context is die film die is geproduceerd door de Nederlandse filmindustrie met winstoogmerk.