Een ninjafilm mèt de bekende ingrediënten maar zònder Michael Dudikoff. Verrassend! Of toch niet?
Ja hoor, inclusief weesje
Aangezien een ninjaspektakel zonder Aziaten ongeloofwaardig is, maar een Aziaat in de hoofdrol veel Westerse inkomsten scheelt, kwamen de schrijvers met een voorspelbare oplossing. Casey (Scott Atkins) is op twaalfjarige leeftijd min of meer ouderloos en komt in Japan bij de vechtschool van Sensei terecht. Misschien heb ik even gemist hoe hij dan in Japan belandde, maar ik was druk bezig met het tellen van clichés. Dit was pas het begin van het festijn der voorspelbaarheid. Uiteraard heeft onze getrainde held (wie wil nu niet z’n been tien minuten gestrekt op hoofdhoogte kunnen houden?) een rivaal. Medestudent Masazuka (Tsuyoshi Ihara, Letters from Iwo Jima ) verliest z’n zonnige humeur in een gevecht met Casey waarin deze twee meest getalenteerde studenten moeten uitmaken wie de opvolger van Sensei wordt. Dat levert hem het obligate litteken onder z’n rechteroog op. Wat moet een serieuze bad guy immers zonder? Masazuka wordt verbannen van de opleiding. Natuurlijk komt meneer terug nadat hij geproefd heeft van het echte leven en ondertussen z’n dodelijke capaciteiten verhuurt aan de hoogste bieder.
Slagaderlijke bloeding van een dronken olifant
Sensei voorziet problemen en stuurt zijn dochter (ook vaardig met scherpe voorwerpen) en Casey naar New York. Het moet wel herkenbaar blijven voor het grote publiek natuurlijk. Hun doel is de Yoroi Bitsu te beschermen. Dat is dé kist die relikwieën van de oorspronkelijke ninja’s bevat. En laat dat nou net de verzameling zijn waar Masazuka z’n zinnen op heeft gezet. In New York worden ze verwelkomd door een vriend van Sensei. Deze man is professor, want hij draagt een vlinderdasje.
Wat volgt is een aaneenschakeling van gevechten. En dat is voor de liefhebber misschien best even boeiend. Maar ik kon alleen maar lachen om het feit dat alle criminele hulpjes deel uitmaakten van een geheime organisatie (inclusief leider met cape), dezelfde kleding droegen en een Oost-Europees uiterlijk hadden. Dat James Bond verfilmingen daarmee wegkomen, wil niet zeggen dat iedereen dat kan. De persoon die zich bezighield met de computeranimaties liet slachtoffers van het messenwerpen en samoeraizwaard ter aarde storten terwijl bij hen allemaal het bloed als een fontein uit hun borstkas spoot. Kortom, allemaal erg over the top. En dat kan de bedoeling zijn geweest. Maar als ik de regisseur in het bijgeleverde interview hoor zeggen dat hij maar wat blij is met Atkins omdat hij een vechtsportexpert is èn kan acteren, schud ik treurig m’n hoofd. Zouden ze echt zo in hun project zijn opgegaan dat ze niet zien dat het de grijze middelmaat niet eens haalt?
Ale you talking to me?
Nee, het acteren is niet van belang. Het gaat om knokken. En die gevechten zien er aardig uit. De wandelende trapzakken staan niet eens op een rijtje te wachten voordat ze mogen incasseren. Dat de betrokkenen maar blijven hameren op elkaars acteerkwaliteiten suggereert vooral dat ze liever iets anders willen spelen. Tsuyoshi Ihara had een flinke rol in Letters from Iwo Jima . In Ninja speelt hij een slechterik die een slechterik speelt. Het is geen totaal drama. Maar het acteren staat duidelijk op het tweede plan. Doe dan ook niet alsof er emoties en verhaallijnen aan te pas komen.
Extra’s
Naast wat interviews waarin de betrokkenen elkaar bewieroken staat er nog een behind-the-scenes filmpje op. Maar dat is slechts een aaneenschakeling van losse handheld camera flodders.
Conclusie
Verzameling vechtfilmclichés die alleen de liefhebber van het betere trapwerk kan pleasen.