Vanavond opent het IFFR voor het eerst onder leiding van de nieuwe festivaldirecteur Bero Beyer. MovieScene sprak hem over zijn ambitue met het festival, hobbelen over de rode loper en de "awesome" Tigerfil
IFFR Bero Beyer startte afgelopen najaar als kersverse directeur van het International Film Festival Rotterdam (IFFR) en opent woensdagavond zijn eerste festival. Hij volgt Rutger Wolfsson op, die acht jaar lang het IFFR langs veel kritiek en teruglopende aandacht van pers en publiek heeft geloodst.
Beyer was hiervoor filmconsulent voor het Nederlands Filmfonds, waar hij zich bezig hield met arthouse films en internationale coproducties. Ook produceerde hij met zijn bedrijf Augustus Film films alsAtlantic (onderdeel van IFFR Live in 2015) enParadise Now(2005), de eerste Palestijnse film met een Oscarnominatie.
We spraken Bero Beyer een paar weken voor het festival, in een muisstil festivalkantoor waar medewerkers geconcentreerd met de eindsprint voor het festival bezig zijn. “Hier wordt serieus gewerkt”, zegt Beyer lachend en ontspannen, terwijl het festival toch ook onder vuur ligt. Aan het begin van het gesprek begint hij zelf meteen over een kritiekpunt: de onzichtbaarheid van het IFFR buiten de festivalperiode.
Beyer: “Ik zou het heel fijn vinden als we dat wat we doen tijdens het festival kunnen uitbouwen door het jaar heen. Ik vind het doodzonde dat we dan niets doen, terwijl we twaalf dagen van het jaar zo’n mooi feest vieren. Ik wil vaker dingen door het jaar heen doen, zoals ‘mashup’, de samenwerking met North Sea Jazz en de Kunsthal: film, kunst en muziek op een avond. Dat kunnen we doen met de Schouwburg, met LantarenVenster of - wat dichterbij - met KINO [de nieuw te openen bioscoop in het oude LantarenVenster]. Ik zou heel graag met de jongens van KINO willen samenwerken. Het is een prachtige plek en festivalmedewerkers popelen om er iets te doen.”
Op de vraag of er dit jaar al plannen zijn voor speciale evenementen buiten de festivalperiode, aarzelt Beyer duidelijk even en zegt dan resoluut: “Ja. We hebben net onze cultuurnota afgemaakt, die ook vol staat met plannen voor uitbreiding van het festival gedurende het hele jaar. Vooral in Rotterdam, maar ook een uitbouw van IFFR Live in Nederland en Europa. De gezamenlijke filmbeleving is belangrijk. Dat gevoel moet we oppakken en daar moeten we meer mee” zegt Beyer op ongeduldige toon.
Bero Beyer. Foto: Menno Bouma/IFFR
Hoe ben je bij het IFFR beland?
“Ik was heerlijk op mijn plek bij het Filmfonds omdat ik zo veel films kon ondersteunen. Begin vorig jaar kwam het geroezemoes op gang wie Rutger [Wolfsson, de vorige festivaldirecteur] op zou volgen. Toen kreeg ik een belletje. Mijn eerste reactie was: er zijn hele goede mensen, ga die eerst vragen. Maar zodra ik begon te praten over wat Rotterdam allemaal kan betekenen, niet alleen voor het publiek maar ook voor het creëren van film, ja, toen werd het te verlokkelijk.” Lachend: “Logisch, van beslissen over een paar films naar honderden films!”
Wat vond je zelf van het festival?
“Het festival heeft veel goodwill. Dit uit zich soms in hevige kritiek, gekoppeld aan het feit: het zou toch zo goed moeten zijn. Maar er is een enorme uitdaging als het gaat om de waardering voor artistieke film in Nederland. Moeten we ons op een lijn stellen met Berlijn of Cannes? We zouden wel gek zijn! Dat neemt niet weg, dat we internationaal nog steeds op goodwill kunnen rekenen. Dat had en heeft alles te maken met het motto: film eerst, markt later. Als we dat slim uit kunnen bouwen en ons hiermee kunnen profileren, dan is het geen enkel probleem dat we tussen festivals als Sundance en de Berlinale in zitten.”
Er was eerder veel kritiek op het festival, waar je het ook deels mee eens was. Je constateerde een gesloten cultuur en weinig ruimte voor zelfreflectie.
“Vanaf de vorige cultuurperiode heeft het festival extra moeten werken om de klap van de subsidiekorting op te vangen. Het is superknap dat dat gelukt is, want het was een zware periode. Natuurlijk, ik ben niet blind voor wat er is en kan gebeuren. Je kan als festival makkelijk afglijden naar een best-of-the-fest achtig iets. Dat wil ik niet en dat wil niemand. Maar je moet beginnen vanuit een positieve gedachte en de waarde die het festival al heeft. Al gaat dat wel wat jaartjes duren. Het is al heel wat als we helderheid kunnen uitstralen. Een voorbeeld is de Tigercompetitie. We hadden eerst 15 fil Dat vond ik niet helder. Door maar acht films te nemen, kun je ze beter neerzetten.”
Heb je nog voorwaarden gesteld bij je aanstelling?
“Ja. Ik ben bijzonder blij geweest met de manier waarop ook de Raad van Toezicht naar zichzelf en het festival heeft moeten kijken. Want als je gaat zoeken, hoor je van alle kanten wat er wel en niet goed is aan het festival. Dit vergt een open houding en een vertrouwen in mij. Dat is door hen gegeven.”
Wat zijn de plannen voor de lange termijn?
“In het DNA van het IFFR zit besloten het constant zichzelf herontdekken. Het filmlandschap verandert voortdurend: hoe we vertonen, kijken en financieren. Waar Rotterdam nog meer in kan winnen, is in een nog vroeger stadium gaan kijken naar projecten. Bij een synopsis al kijken wat interessante films en makers zijn. En als een film een Rotterdams stempel heeft, dan moet iedereen dat verdorie ook weten!”
“Wat ik ook een superleuk initiatief vind, is de samenwerking met de VPRO in de Big Screen Award. De winnaar wordt het jaar erop uitgezonden op tv en in de tussentijd wordt de film in de bioscoop vertoond. In de selectie onder andereLove & Friendshipvan Whit Stillman: een awesome film!”
Is het toeval of beleid dat de helft van de Tigercompetitie uit Nederlandse films of coproductie bestaat?
“Het is puur toeval. Maar ik vind het wel een goed iets. Want we vertegenwoordigen in de wereld de Nederlandse filmindustrie. We mogen de Nederlandse film best koesteren. Wat het IDFA doet voor Nederlandse documentaires, moeten wij voor de Nederlandse speelfilm doen. Hoe sterker de Nederlandse film is, hoe sterker we als festival staan.”
Het festival presenteerde met veel tromgeroffel het nieuws van de aanwezigheid van Koningin Maxima op de openingsavond. Vroeger zou dit over een grote regisseur gaan. Een nieuwe richting?
“Het blijft zoals het was: onze sterren zijn de fil En ook dit jaar zijn er weer heerlijk veel filmmakers. Maar die hoeven niet door het keurslijf van het rode loper protocol te hobbelen, zoals ze dat elders wel moeten doen. Ze kunnen zich tussen publiek en andere makers heerlijk in De Doelen onderdompelen. Neemt niet weg dat ik vereerd ben met Hare Koninklijke Hoogheid. Heeft niets met mijn eerste jaar te maken, maar alles met het feit dat film thematisch iets bijdraagt aan belangrijke maatschappelijke thema’s. En daar horen Koningin Maxima en Ahmed Aboutaleb, de burgemeester van Rotterdam, zeker bij.