NFF 2010: Interview Pim de la Parra

Interviews
woensdag, 06 oktober 2010 om 10:38
pim de la parra
Op 28 september 2010 gaf Pim de la Parra een persconferentie op het NFF in Utrecht. Reden hiertoe vormt de première van de gerestaureerde versie van Wan Pipel . Temidden van een zaal met geïnteresseerden, stond een uiterst bevlogen Pim de la Parra. Een legende!

Hoe bent u begonnen met filmmaken?
Ik ben begonnen met filmmaken toen ik in1954 in de bioscoop Tower in
pim_de_la_parra_interview
Paramaribo een film zag, La Strada (1954), van Federico Fellini. Hij draaide twee dagen, en ik heb hem de volgende dag weer gezien. Het was een heel eenvoudige film met Anthony Quinn, Richard Basehart, en Giulietta Masina, de vrouw van de regisseur. Hij was in mono, black and white, en een beetje een nagesynchroniseerde, 1954, Italiaanse film. En toen ik dat zag, dacht ik: "Nou, dat kan ik ook". En zo ben ik begonnen.
De film is actueel voor Surinamers, het gedoe met gemengde huwelijken, de moeizame relatie met Nederland, is dat niet wat ontmoedigend?
Het antwoord is ja en nee want dan is het ontmoedigend voor de hele wereld. Er is geen verschil tussen wat er in Suriname gebeurt, en wat er elders gebeurt. Dus alles wat er in Paramaribo, Suriname, gebeurt, gebeurt op dezelfde manier overal op aarde, alleen is het daar wat doorzichtiger. Ik heb weleens verklaard dat ik zelf een racist ben omdat mensen altijd zo proberen te zeggen dat ze niet racistisch zijn, "nee, ik ben geen racist", maar ik heb nog nooit iemand ontmoet die leeft in deze maatschappij en niet een racist kan zijn. En met dit voorbeeld heb ik denk ik uw vraag helemaal beantwoord.
Maar het is toch redelijk uniek aan Suriname dat elke etnische groep zijn eigen politieke partij heeft?
Ik denk het niet. In de eerste plaats horen er meer nationaliteiten in Nederland dan in Suriname. Het is alleen zo dat er in Suriname heel weinig bevolking was op een grondgebied dat bijna vijf keer zo groot is als Nederland. Dus wij zijn één van de zeldzame paradijzen waar je nog leeft met deze geweldige temperatuur, het klimaat. Wij kennen ook geen natuurrampen. Maar als daar plotseling niet een half miljoen mensen zouden wonen, maar 5 miljoen dan zou het een beetje anders zijn natuurlijk. Overal op aarde waar er ruimte is voor de mens, is het natuurlijk heel prettig leven. Ik ben nu na 6 jaar eindelijk weer hier, en afgezien van het feit dat ik een lange onderbroek aan heb, sjaals en zo, is alles heel vertrouwd. Ik zie mijn kleinkinderen, mijn dochter en haar mannetje, en zie ik de hectiek van het leven hier. Het is best een voorrecht om in een land als Suriname te wonen, zeker als je je geen zorgen maakt over zogenaamde achterstelling die je zou hebben.
En de actualiteitswaarde van Wan Pipel ?
Wan Pipel blijft eeuwig actueel, niet alleen in Suriname, maar in de hele wereld omdat het een wereldfilm is. Daarom is het ook zo prettig om na 35 jaar te mogen ervaren dat hij door Eye Film wordt uitgebracht. Ik denk dat 'ie zonder de wereldvisie niet gekozen zou zijn voor dit programma.
Het punt is toch dat Suriname geen Wan Pipel is?
Geen enkel land is dat. Als u uw verhoudingen met u vader, moeder, tante, vrouw, man, en vrienden bekijkt, ziet u dat op aarde niet het ideaal van Wan Pipel is gegeven. Dus die titel is duidelijk ironisch. Wij zijn niet één volk of één familie; het is alleen maar diegene die een hogere bestemming van de mensheid, om het even zo idealistisch uit te drukken, aanhangen, dat die geboren worden of ideeën koesteren door hun opleiding, en er een betere wereld mogelijk is dan die waarin wij leven. En dan verkeren we nog altijd in de waan dat er vooruitgang is, maar u kunt ook een boek lezen van 500 jaar terug, Lof der Zotheid van Erasmus, om te zien dat er niets veranderd is. Maar u kunt ook 2500 jaar terug gaan, en het boek over de krijgskunde kopen, van de Chinese generaal Yang Zu, en dan ziet u dat er eigenlijk op aarde niets verandert. Elke andere visie is evenveel waard omdat er evenveel werelden zijn als er mensen zijn, dus alles wat wie in deze zaal ook zou beweren of denken.... U heeft voor 100 procent gelijk.
De film is destijds door Desi Bouterse geannexeerd omdat hij de film voor zijn 'revolutie' heeft gebruikt. In de beginjaren tachtig heeft hij programma's georganiseerd waarbij als voorbeeld werd gesteld voor een nieuwe natie. Dat is best begrijpelijk omdat de film zeer nationalistisch is, en ook idealistisch. Maar het belangrijkste van die film voor Surinamers is niet zozeer de boodschap, als wel dat ze voor het eerst een film was waarin ze zichzèlf konden zien en horen praten. werd geboren op het moment dat ik in 1958/1959, een film die vandaag hier te zien is, van Herman van de Horst, zag. Ik las in filmfora artikelen over zijn oeuvre, en ik wist dat hij een film in Suriname maakte. Toen de film uiteindelijk in de nieuwe bioscoop uitkwam, was ik één van de eersten die met mijn vrienden ging kijken wat hij er van gemaakt had. En dat was toch erg beschamend want later pas had ik begrepen dat hij eerder bioloog was dan filmmaker. Hij interesseerde zich voor film en gebruikte één camera, maar die zoomlens van die camera zorgde voor hikjes in het beeld. En dat merkte je. Bovendien waren wij maniakken die elke film tien keer bekeken. En wat mij stoorde was dat er in die film niet gesproken werd, er werd alleen een lied gezongen door een toen bekende Surinaamse zanger, maar dat was play back. We wisten niet hoe onze teleurstelling te verwoorden, en we moesten even met elkaar babbelen want er kwamen louter onmondige Surinamers in de film voor. Dat moment, ik praat over 1959, toen hadden wij het nog niet zo op binnenlanders, vooral niet op de Indianen. Bovendien was het binnenland nog niet zo erg ontsloten, en ik was één van de weinige Suri's die iets van het binnenland had gezien. is toen geboren. En drie jaar later heb ik deelgenomen aan een scenarioprijsvraag van het Cultureel Centrum Suriname. In de jury zat Albert Helman, de beroemde schrijver van Zuid-Zuid-West, en er werd gevraagd naar een scenario voor een Surinaamse speelfilm. Ik heb daar toen onmiddellijk een verhaal ingediend, het verhaal van , maar er niets meer van gehoord, en toen in 1970 zag ik de directeur, Frits Pengel, toevallig in Amsterdam. Ik vroeg hem waarom ik niets gehoord had over mijn inzending. Toen zei hij: "Neem mij niet kwalijk, maar jij was de enige inzender". Dat is toch ook flauw want ze hadden mij natuurlijk de prijs kunnen geven. Uiteindelijk zijn we vanaf 1974 begonnen te werken aan .
Je vertelde mij dat er één shot zat in Faja Lobi waar je je ontzettend aan hebt geërgerd?
Als je naar die film kijkt, en wij waren allemaal zeer kwaad, en ik denk veel Surinamers nu nog steeds. Er werd een shot gemaakt van een boslandcreool, een bosneger, een close up van die zwarte man die vervolgens werd gesneden naar een aap. Dat was wel een beetje shocking, maar kennelijk was die meneer zich niet zo bewust van wat hij deed, maar als filmmaker moet je dat toch niet doen. En onbewust wordt daar iets verteld wat wij niet leuk vonden.
Wat vindt u van de huidige filmindustrie in Nederland?
Nederland heeft wel een industrie waar ik toevallig een pionier van ben, maar in Suriname is geen sprake van een industrie. Ik heb in 2005 een stichting, de Surinaamse Filmacademie, opgericht, en die gaf vijf leergangen, waarvan ik er vier gaf. Camera, licht, regisseren, scenarioschrijven, elementaire cinematografie en acteren voor de camera. In totaal waren er negentig cursisten, en uiteindelijk heeft de academie zeven lange films afgeleverd. Eerst is er wat steun vanuit ontwikkelingssamenwerking gekomen, een paar duizend euro, om Leonard Retel Helmrich naar Suriname te krijgen om met studenten te werken. Hij had de artistieke supervisie, en hij heeft zijn Libra Movie Cam methodiek die hij heeft ontwikkeld bij een film van mij in Bonaire. Hij was daar assistent-regisseur die de onderwater-opnames regisseerde. En onderwater heeft hij geleerd hoe je met een camera, rijders kan maken. Zo hebben we een film met de studenten gemaakt die tweeënhalf duurt, en die is op een festival in Paramaribo twee keer vertoond, en drie keer op televisie geweest. Toen heb ik een film gemaakt voor 10.000 US dollars, Blijf jezelf , met een monoloog van Astrid Roemer. Daarna maakte ik met een beetje subsidie, dan praat ik over 30.0000 euro, Het Geheim van de Salamanca Rivier . Door die subsidie kon ik voor twee weken een cameraman vanuit Nederland naar Suriname halen, Tom Erisman. Een geluidsman uit Nederland, Leo Franssen, en een acteur uit Nederland, Kenneth Herdigein. In twee weken tijd hebben wij cursussen gegeven, en zo is die film er gekomen. Dus dat is uitgaande van de stelling, 'learning it by doing it'.
Kunt u met ons allen reflecteren op de draaiperiode van Wan Pipel ? Wat is voor u een scène geweest die u aan het hart gaat, en zijn er ook dagen geweest dat u met het stoom uit uw oren rondliep op de set?
Ik heb mijn hele leven films met minimale budgetten gemaakt. En als je naar de aftiteling van Wan Pipel kijkt, dan zie je dat die gemaakt is door een cameraman, Marc Felperlaan. Hij heeft een camera-assistent, het is een 35 mm camera, er is een geluidsman, een regisseurtje die ook het scenario heeft geschreven, en een co-scenarist. Dan is er een productieleider, of eigenlijk producer, dat was mijn toenmalige echtgenote, en dan is er in Amsterdam het kantoor van Scorpio Films, en verder wordt er een film gemaakt. Je had een regie-assistent, Olga Madsen. Er waren zeventig draaidagen, en als je zeventig draaidagen kunt besteden aan een film, dan moet je wel met iets komen. Er was een moment waarop in het verhaal in de droom, de acteur Roy Ferrol, de zwarte jongen, zijn Nederlandse vriendin in een waterval gooit omdat hij van haar af wilt. En dat herhaalt zich twee keer, en tijdens de opnames, het was erg ingewikkeld omdat je te maken had met stroomversnellingen, en je ook nog Willeke van Ammelrooij in het water moest gooien. Op een bepaald moment was er vanuit enkele Nederlandse medewerkers iemand die tegen mij zei: "Laten we deze scène maar skippen", omdat 'ie te moeilijk is voor onze Willeke. Ik heb toen gezegd: "Oké boys, we skippen die focking scène", ik weggegaan in een boot, maar ze hebben mij teruggeroepen. En in een andere scène, waarin de dame die een belangrijke rol speelde, Diana Gangaron Panday, moest spelen terwijl ze ongesteld was. Zij speelt het personage waar alles om draait; als Roy haar niet had ontmoet, dan zou zijn leven anders zijn gelopen. En zij was een Hindoestaanse, wier vader allang was overleden, en daarom kon zij die rol spelen. Maar het was moeilijk omdat ze iets deed wat tegen de traditie ging van haar Hindoestaanse achtergrond. Maar ze was dus ongesteld, de volgende dag moesten er opnames gemaakt worden waarin Roy aarde gaat eten, en toen zei ze dat ze niet meer verder wilde met de rol. Ik werd zo kwaad en zei: "Oké, stop!" Ik heb mijn kleren uitgetrokken en zei: "Goed, geef je kleren aan mij, ik speel die rol verder!" Op dat moment weet je als regisseur dat die acteurs dat van je willen hebben, die stoom moet even uit je oren komen, en ik meende het. Als zij niet verder wilde spelen, dan zou ìk het doen en dan had ik een kant en klare film, dan zou Rubia, die Hindoestaanse, worden afgewisseld met Pim in een jurk, ook omdat we niet chronologisch draaiden!
Delen met