Gevestigd in een oude bakkerij ademt de Rotterdamse snackbar met zijn witte tegeltjes en tl-licht de sfeer van de jaren vijftig. Eigenaar Ali (Ali Çifteci) is een Turk van 50. Hij runt zijn snackbar met zijn vrouw en zijn dochters, bijgestaan door Mo, een jonge Marokkaan. Voor zijn deur hokken elke dag Marokkaanse jongens bij elkaar, jongens als Nouredine, Mounir, Hamza, Farhane en Farid. Ze zijn een jaar of zestien. Ze zijn vernielzuchtig en gewelddadig, plegen auto-inbraken, handelen in drugs en maken van de buurt een no-go-area. Tegen de politie gaat het vaak hard tegen hard. Ali benadert de jongens speels en ongeremd, met een mengelmoes van Nederlands, Turks en Arabisch. Ruw, eerlijk en grappenmakend. Hij snapt deze jongens heel goed, al keurt hij hun gedrag af.