Het horrorgenre kent een breed spectrum aan regisseurs die elk hun stempel hebben gedrukt op de definiëring van het genre. Eén van de belangrijkste en meest bepalende namen is John Carpenter. Een ode is dan ook zeker op zijn plaats.
Jongetje Ricardo Dias kwam ooit thuis terug van de videotheek met de VHS van Sam Raimi's . Deze horrorfilm opende een deur naar een wereld die tot de dag van vandaag nog dagelijks bewonderd wordt: de filmwereld. Film en vooral horror zijn een passie geworden die dit jongetje nooit meer hebben losgelaten.
James Whale schetste de mens als het echte monster in Frankenstein (1930), Alfred Hitchcock heeft het slashergenre een kickstart gegeven met Psycho (1960), Mario Bava maakte van horror een ware kunstvorm, getuige Black Sabbath (1963), en Hershell Gordon Lewis wist repulsie op te wekken bij het publiek met het gorefestijn Blood Feast (1963). Dit is maar een greep uit een lange lijst van mensen die horror een gezicht hebben gegeven en het genre hebben gevormd tot wat het nu is. Een naam die hier zeker niet mag ontbreken is die van John Carpenter.
Carpenter, geboren 16 januari 1948 te Carthage, New York, begon al vroeg als co-schrijver, editor en componist voor The Resurrection of Broncho Billy (1970), een korte film die in de prijzen viel bij de Academy Awards. Dark Star (1974) markeerde zijn debuut als regisseur, een film die hij samen schreef met Dan O’Bannon, die later groot succes zou vergaren als schrijver van onder meer Ridley Scotts Alien (1979). Carpenters volgende film, Assault on Precinct 13 (1976), markeert als het ware de werkelijke basis voor zijn verdere carrière. Hier begint namelijk de samenwerking met Debra Hill, Carpenters rechterhand in zijn commercieel meest succesvolle periode. Deze begon met de enorme hit Halloween (1978) en eindigde bij Starman (1984), de film die Jeff Bridges een Oscar- en Golden Globe nominatie opleverde. Na het floppen van Big Trouble in Little China (1986) heeft Carpenter nooit meer het commerciële succes vergaard van de acht voorgaande jaren. Films als Memoirs of an Invisible Man (1992), Village of the Damned (1995) en Escape from L.A. (1996) flopten zelfs vreselijk.
Wij fans kijken echter verder dan wat een film opbrengt en als we puur op gevoel Carpenters films moeten beoordelen, dan schieten superlatieven tekort. Carpenter is namelijk één van die zeldzame regisseurs die met een enkel aspect bijna constant indruk weet te maken. Een regisseur die een herkenbaar stempel drukt op zijn films die direct geassocieerd kunnen worden met die desbetreffende filmmaker. De kleurenpracht uit Black Sabbath (1963) bijvoorbeeld is overduidelijk Mario Bava, de kolderieke absurdistische humor van The Toxic Avenger (1985) is zonder twijfel een typisch Lloyd Kaufman, oftewel Troma-produkt, en de trage zombies uit de fameuze zombie-trilogie kunnen we maar aan één iemand linken, namelijk George A. Romero. Carpenters keurmerk is sfeer.
Om dit te kunnen verklaren, moeten we dieper ingaan op het uitgangspunt waarmee Carpenter het overgrote deel van zijn films maakt. John Carpenter is een regisseur in hart en nieren, een filmmaker die graag totale controle over zijn films heeft. ‘John Carpenter’s’ is een aanhef die bijna elke Carpenter-titel draagt. Dit is niet voor niets, want praktisch elke film van de hand van deze man is het eindproduct dat hij voor ogen had. Een goed voorbeeld om de controlfreak in Carpenter aan te tonen, is het feit dat hem de regie van (1985) werd aangeboden. Carpenter vroeg hier 24 uur bedenktijd voor en kwam uiteindelijk met een lijst van eisen, vooraleer hij de regie in handen zou nemen. Carpenter wilde bijvoorbeeld totale artistieke controle over de film hebben, de muziek kunnen mede-componeren en ook wou hij Brian Dennehy als de kerstman casten, destijds een bekend gezicht in menig Carpenter film. Dit werd niet geaccepteerd en zo verloor hij het privilege de film te regisseren. De film zou overigens daarna weinig potten breken. Carpenter is dus een man die zijn eigen visie voorop stelt en zo een rode draad heeft weten te trekken gedurende de loop van zijn carrière. Elke Carpenter-film heeft wel iets gemeen met de vorige Carpenter-film. De twee essentiële onderdelen hierin zijn de muziek en het visuele aspect, kortom het audiovisuele.
Het audiovisuele is iets wat meerdere filmmakers wel in de vingers hebben, maar een stijl die eigen is, is niet vanzelfsprekend, zeker niet in tijden waar de studio’s het voor het zeggen hebben. Ook Carpenter heeft voor grote studio’s gewerkt, getuige The Thing (1982), maar artistieke vrijheid is, zoals eerder gezegd, een vereiste om dit te verwezenlijken. In dit geval, en met de vrijheid die Carpenter genoot, heeft de goede harmonie tussen studio en regisseur zich uitbetaald in één van de beste horrorfilms ooit. Ironisch genoeg is dit één van de weinige films waarvan de score niet door Carpenter zelf is verzorgd (de score is van Ennio Morricone), maar als je zijn scores kent, zul je het onderscheid amper kunnen maken. Zo zijn we beland bij het allerbelangrijkste aspect van Carpenters films en de drijvende factor achter de creatie van de sfeer die zijn films rijk zijn: de muziek.
Er zijn weinig regisseurs die je auditief zo kunnen meevoeren, zoals Carpenter dat doet met zijn synthesizer gedreven klanken en riedeltjes die in zijn films te horen zijn. Halloween , The Fog (1980), Escape from New York (1981) en Prince of Darkness (1987), om maar een paar titels te noemen, kennen een muzikale score die elk cliché of slechte acteerprestatie in de film doet vergeten. De muziek uit The Fog brengt je zo in een gemoedstoestand die de Lovecraftiaanse sfeer, waaraan de film je doet denken, volledig tot leven brengt. Je waant je in een wereld die niet deze is, een wereld waarin de werkelijkheid wordt ingeruild voor een wereld waarin fictie een onoverwinnelijke aantrekkingskracht uitoefent. Auteurs als Edgar Allan Poe en Stephen King weten je met woorden in een ongemakkelijke sfeer te brengen, John Carpenter doet dit met zijn muziek. Een componist waarvoor helaas te weinig aandacht is, want als er iemand muziek weet te maken die ook los van de film indruk maakt, dan is dat John Carpenter wel.
De Carpenter-ervaring is echter niet compleet zonder de visuele kant van het geheel. John Carpenter stopt zijn hart en ziel in de muziek, maar wat hier vooral niet vergeten moet worden, is de cinematografie, die een cruciale rol heeft in Carpenters oeuvre. Als er een regisseur genoemd moet worden die Widescreen volledig beheerst, dan is dat Carpenter wel. Widescreen heeft in de handen van de meester een duidelijke functie gekregen. Het uiterste voorbeeld hierin is natuurlijk Halloween . Deze film gebruikt de 2:35.1 Anamorphic Widescreen (Carpenters meest geliefde aspect ratio, oftewel beeldverhouding) als instrument bij het de stuipen op het lijf jagen van het publiek. Michael Myers, de ‘boogeyman’ van het verhaal dat zich afspeelt tijdens Halloween-nacht, is een aanwezigheid die Carpenter de mysterie weet mee te geven die veel killers in latere films, en vooral slashers, missen. Carpenter weet het bereik van Widescreen tot het uiterste te benutten door in veel scènes het narratief ook in het uiterste bereik van het beeld plaats te laten vinden. Myers schuilt zich in de donkere hoeken van het witte doek en dat maakt de beleving een ongemakkelijke. Een bedachtzame en sluipende moordenaar is namelijk veel enger dan een moordenaar die te pas en te onpas, onder begeleiding van een luid schrikeffect, in beeld verschijnt. Widescreen kan dus wel degelijk een functie binnen film hebben en Carpenter is iemand die dat gelukkig begrijpt. Dat er heden ten dage nog tv-zenders of distributeurs bestaan die dergelijke films in geknipte toestand, de 4:3 beeldverhouding, durven te vertonen of uit te brengen, is onwetendheid die de liefhebbers van cinema pijn doet.
En zo is John Carpenter één van die regisseurs waarvan de filmische stijl niet in een woord te bevatten is. Regisseurs die niet met een enkele genredefiniëring te beschrijven zijn, waarvan de sfeer niet in een bestaand woord samen te vatten is. De sfeer van een David Lynch film noemen we gemakshalve Lynchiaans, de stijl van Hitchcock Hitchcockiaans en de sfeer van Carpenter wat mij betreft Carpenteresque.