Twee idealistische priesters proberen in een gewelddadige sloppenwijk in Buenos Aires het lot van de bewoners te verlichten.
In de sloppenwijk Villa Virgin heerst schrijnende armoede, er zijn grote gezondheids- en veilgheidproblemen en overal zien we schamele krotten. Aan de rand ervan staat een karkas van een ziekenhuis, dat nooit is afgebouwd. Ooit, in 1937, is begonnen met de bouw ervan. Het moest het grootste ziekenhuis van Zuid-Amerka worden, maar daarvan is door staatsgrepen, corruptie en politieke onmacht niets terecht gekomen. In de volksmond heet hetDe Witte Olifant ofwelElefante Blanco. In de film biedt dit aan alle kanten lekkende karkas een schamel onderkomen aan talloze mensen, onder wie priester Julian (Ricardo Darin) die al jaren probeert de situatie van zijn parochianen te verbeteren. Hij schakelt de hulp in van de bevriende Belgische priester Nicolas (Jeremie Renier). Naast hun heilswerk trachten ze samen met sociaal werkster Luciana (Martina Gusman) een bouwproject te realiseren.
Hindernissen
Het drietal stuit bij hun goed bedoelde pogingen op talloze hindernissen. Padre Julian is de meest idealistische: "Het is makkelijk een martelaar te zijn. Of een held. Het moeilijkste is dag in dag uit blijven doorgaan, terwijl je weet dat je werk zinloos is." Maar hij is moe van alle tegenslagen en tegenwerking, van corrupte aannemers en weerbarstige bisschoppen, elkaar bestrijdende drugsbendes, politie invallen en lijmsnuivende en grillige jongeren. Bovendien blijkt hij een ongeneeslijke ziekte te hebben. Hij raakt met de meer pragmatische Nicolas, zijn beoogde opvolger, in conflict wanneer deze bereid is een schakel te zijn tussen de concurrerende drugsbendes. Nicolas voelt zich gaandeweg de film steeds meer aangetrokken tot sociaal werkster Luciana, die de niet-religieuze variant van betrokkenheid en idealisme vertegenwoordigt, en komt daarmee ook met zichzelf in conflict. Regisseur Pablo Tapero toont ontroerende scenes, maar het verhaal kent ook tal van zijwegen, waardoor de plot overvol wordt en niet echt een dramatische ontwikkeling naar een min of meer afgerond einde kent.
Filmstijl
Tapero stond in 1999 met zijn debuut (Mundo Grua) aan de wieg van de nieuwe Argentijnse cinema. Hij geldt als een sociaal-realistisch filmer die maatschappelijke problemen en sociale misstanden aan de orde wil stellen. Anders dan de Engelse regisseur Ken Loach doet hij dat niet in een sociaal realistische stijl. Hij zet geen strakke plot- en suspenselijnen uit. Hij laat de beelden spreken en glijdt met vloeiende opnames door de zichtbare ellende van de wijk. De politie invallen en de elkaar beschietende bendes filmt hij bijvoorbeeld niet met spanning, maar hij stapelt shots op elkaar, soms wild en chaotisch, van getrokken pistolen, kogelfiltsen, paniek, bebloede ledematen en verminkte lijken. Soms op het surrealistische af, zoals wel meer in Latijns-Amerikaanse films gebeurt. Het is een wat ondramatische filmstijl, die je het leven in een sloppenwijk laat zien, waar de regen met bakken uit de hemel valt, net als de modder weer wat is opgedroogd. De hoofdrolspelers leveren in deze arena uitstekende prestaties.
Bevrijdingsbeweging
InElefante Blanco wordt verschillende malen expliciet verwezen naar Carlos Mugica, een sociaal bewogen priester die in 1974 werd vermoord. Hij was een aanhanger van de bevrijdingstheologie die sinds het midden van de jaren zestig in Argentinie opgeld deed en waardoor ook de nieuwe paus beinvloed is. Wellicht iets voor een vertoning in het Vaticaan?
Conclusie
Pablo Trapero toont in zijn verhaal van drie idealisten, die strijden tegen bijna uitzichtloze situaties, compassie met de armen in een sloppenwijk. Dat levert soms ontroerende scènes op en schrijnende beelden, waarbij de plot niet het sterkste deel vormt.