Kathinka Kraaijenbrink houdt van taal in het algemeen en van schrijven in het bijzonder. Waarover? Dat kan van alles zijn. Films, televisieprogrammaâÂÂs en de mensen die naar die twee dingen kijken, zijn in ieder geval een oneindige inspiratiebron.
Aan het einde van deze zomer ben ik doodmoe, maar tien kilo lichter. Nee, ik ga niet beginnen aan een of ander eng shakedieet of keihard aan de slag met een licht sadistische ‘personal trainer’. Ik ga televisiekijken, en met een olympische EK-tourzomer op het program wordt dat hard werken.
Mensen die niet naar sport kijken, voelen zich vaak nogal verheven boven degenen die dat wel doen. Een beetje spottend spreken zij over ‘van die lui met van die vlaggetjes in de tuin’. Voetbal, toch een zaak van levensbelang, doen zij af als ‘een raar spelletje met 22 mannen die achter een bal aanrennen’ om zich daarna hardop zuur af te vragen ‘wat daar nou toch leuk aan is’. Op een fantastische prestatie van bijvoorbeeld een olympische zwemmer volgt een cynisch ‘als ik twee baantjes zwem, klapt er niemand’. Degenen die niet eens zelf de prestatie leveren, maar er alleen maar naar kíjken, zijn al helemaal niks waard, natuurlijk.
Toch zou een beetje meer respect voor sportkijkers wel op zijn plaats zijn. Sport zien is namelijk een sport op zich. Ga maar na: hoe vaak spring je tijdens een voetbalwedstrijd niet op, alle spieren even aangespannen, om je daarna weer te laten zakken en soms meteen wéér op te springen? De échte die-hards kunnen dit zelfs met opgeheven armen, onderwijl een krachtig ‘oeeeeeeew’ uitstotend. Een gemiddelde work-out op de sportschool is er niks bij, zeker als je bedenkt dat bij deze oefening vaak gewerkt wordt met gewichten (een biertje, een broodje of bak chips).
Hetzelfde geldt voor het kijken van sporten als zwemmen, beachvolleybal en turnen. Goed: ik lig niet al borstcrawlend op de bank te spartelen, maar met name tijdens de laatste meters stuiter ik wat af. En als ik een turner aan de brug zie zwaaien, zwaait mijn lijf onwillekeurig mee. Tijdens de zogeheten ‘vluchtelementen’ span ik mijn spieren totdat de atleet weer veilig aan een van de liggers hangt. Een afsprong met salto is ook voor mij een uitdaging: mijn hoofd cirkelt lekker mee en bij de landing ben ik zelfs een beetje zeeziek.
Ik ben in ieder geval ook ‘zo’n mens met zo’n vlaggetje’ en een beetje waardering voor al mijn harde werk lijkt me wel op z’n plaats. En als jij toch niet mee wil kijken, kun je die tijd mooi gebruiken om mijn biertje te halen.
Mensen die niet naar sport kijken, voelen zich vaak nogal verheven boven degenen die dat wel doen. Een beetje spottend spreken zij over ‘van die lui met van die vlaggetjes in de tuin’. Voetbal, toch een zaak van levensbelang, doen zij af als ‘een raar spelletje met 22 mannen die achter een bal aanrennen’ om zich daarna hardop zuur af te vragen ‘wat daar nou toch leuk aan is’. Op een fantastische prestatie van bijvoorbeeld een olympische zwemmer volgt een cynisch ‘als ik twee baantjes zwem, klapt er niemand’. Degenen die niet eens zelf de prestatie leveren, maar er alleen maar naar kíjken, zijn al helemaal niks waard, natuurlijk.
Toch zou een beetje meer respect voor sportkijkers wel op zijn plaats zijn. Sport zien is namelijk een sport op zich. Ga maar na: hoe vaak spring je tijdens een voetbalwedstrijd niet op, alle spieren even aangespannen, om je daarna weer te laten zakken en soms meteen wéér op te springen? De échte die-hards kunnen dit zelfs met opgeheven armen, onderwijl een krachtig ‘oeeeeeeew’ uitstotend. Een gemiddelde work-out op de sportschool is er niks bij, zeker als je bedenkt dat bij deze oefening vaak gewerkt wordt met gewichten (een biertje, een broodje of bak chips).
Hetzelfde geldt voor het kijken van sporten als zwemmen, beachvolleybal en turnen. Goed: ik lig niet al borstcrawlend op de bank te spartelen, maar met name tijdens de laatste meters stuiter ik wat af. En als ik een turner aan de brug zie zwaaien, zwaait mijn lijf onwillekeurig mee. Tijdens de zogeheten ‘vluchtelementen’ span ik mijn spieren totdat de atleet weer veilig aan een van de liggers hangt. Een afsprong met salto is ook voor mij een uitdaging: mijn hoofd cirkelt lekker mee en bij de landing ben ik zelfs een beetje zeeziek.
Ik ben in ieder geval ook ‘zo’n mens met zo’n vlaggetje’ en een beetje waardering voor al mijn harde werk lijkt me wel op z’n plaats. En als jij toch niet mee wil kijken, kun je die tijd mooi gebruiken om mijn biertje te halen.