"Ik geloof niet in psychologie, ik geloof in de juiste zetten", zegt de dan 29-jarige grootmeester Bobby Fischer in de zomer van 1972, kort voor de zenuwslopende strijd om het wereldkampioenschap schaken tegen titelverdediger Boris Spasski. Er staat meer op het spel dan de mondiale schaakkroon. De tweekamp is een gesublimeerde variant van de Koude Oorlog: de Verenigde Staten tegen de superieure schaakgrootmacht Sovjet Unie. Deze biografische documentaire staat lang stil bij de legendarische tweekamp in Reykjavik. Recente interviews met ooggetuigen, betrokkenen en kenners - van Henry Kissinger tot Garri Kasparov - ondersteunen het portret van een gecompliceerd wonderkind dat uitgroeit tot nationale held, om vervolgens pijnlijk diep te vallen. De IJslandse tweekamp, die Fischer zou winnen, bleek het hoogtepunt maar ook het begin van het einde van zijn carrière. Omdat Fischer zijn titel weigerde te verdedigen, moest hij deze drie jaar later inleveren. Het publiciteitsschuwe genie werd een enigma. Zijn obsessieve gedrag - niet vreemd aan topschakers - vertoonde steeds eigenaardiger en kwaadaardiger trekjes. Toen Fischer in 1992 voor grof geld op Joegoslavisch grondgebied een revanchematch tegen Spasski speelde, en hiermee zondigde tegen een internationale boycot, deed zijn vaderland hem in de ban. In 2008 overleed Fischer op IJsland, dat hem drie jaar eerder politiek asiel had verleend.
Hoe een geniaal schaker de regie over zijn eigen spel compleet kwijtraakte. "Schaken houdt iemand gevangen. Het ketent de geest en hersenen, zodat de innerlijke vrijheid van de allersterksten moet lij...