"Eens zul je me smeken om een baan", voegt de Poolse vakbondsleider Lech Walesa zijn 'beulen' toe, wanneer hij voor de zoveelste keer wordt opgepakt. InWalesa, Man of Hope (2013) laat cineast Wajda zien, hoe de electricien van de Lenin Werf in Gdansk in de loop van 20 jaar het Poolse communistische regime op de knieën krijgt.
Interview
De 88 jarige Wajda kreeg in 2013 op het Filmfestival van Venetie een staande ovatie voor de filmWalesa: Man of Hope, waarmee hij zijn trilogie (Man of Marblein 1978 enMan of Ironin 1981 - voor de laatste kreeg hij een Gouden Palm) afsloot. Hij is geen vernieuwend cineast zoals bijvoorbeeld zijn landgenood Kieslowski (overleden in 1996), maar eerder een indringend chroniqueur van het naoorlogse Polen. Zijn biopic over Walesa is een klassiek verteld tijdsdocument, gestructureerd rond een interview dat Walesa in februari 1981, vlak voor het uitroepen van de noodtoestand in Polen door generaal president Jaruzelski, gaf aan de bekende Italiaanse journaliste Oriana Fallaci (gespeeld door Maria Rosaria Omaggio).
Nobelprijs
Archiefbeelden van stakingen, voedseltekorten, protesten, represssie door politie en leger, Walesa's bezoek aan paus Johannes Paulus II en zijn toespraak tot het Amerikaanse Congres worden afgewisseld met gespeelde massascènes, overleg met bondgenoten van vakbond Solidarinosc, arrestaties en verhoren, gevangenschap en het leven van Walesa (Robert Wieckiewicz) met zijn vrouw en hun vele kinderen (uiteindelijk 8) thuis. Of liever: zijn komen en gaan in het benauwend kleine appartement, waar zijn vrouw (Agnieszka Grochowska) het onzekere en chaotische bestaan vorm tracht te geven. Halverwege de film vraagt zij aan haar man wat er zal gebeuren als zij bang is. Hij maakt haar duidelijk, dat dan alles verloren is. Ze kan het zich niet veroorloven, al geeft hij toe, dat ook hij wel eens bang is. Telkens als hij wordt meegenomen, legt hij zijn horloge en trouwring op tafel met de woorden: verkoop dit als ik niet terugkom. En als hij in 1983 de Nobelprijs voor de Vrede wint, is hij bang, dat hij bij terugkeer zijn land niet meer inkomt.
Snor
De film omvat zo'n 20 jaar, waarvan de zeventiger jaren - de protesten en stakingen op de Lenin werf in Gdansk en elders - en het begin van de tachtiger jaren - de nationale noodtoestand, de paus en de Nobelprijs - de meeste aandacht krijgen. De afloop van de strijd met het communistisch regime - de ronde tafelgesprekken, de belofte van eerste (gedeeltelijk) vrije verkiezingen, de overwinning van Solidarinosc - wordt maar kort belicht. De film eindigt met een stilstaand beeld van Walesa die het Congres in de VS toespreekt. De last van het presidentschap dat Walesa op zich neemt (1990 - 1995) en zijn eigen persoonlijke problemen en controversiele uitspraken daarna komen niet meer aan bod. Het gaat om de gloriejaren van Walesa, waarin hij mede de vakbondsbeweging Solidarinosc opricht en deze maakt tot beslissende factor in het verzet tegen het communistisch bewind. Wieckiewicz speelt de rol van Walesa met verve. Hij lijkt (met grote snor, kleine gestalte en sprekende ogen) erg op hem en treft ook in zijn directheid, eigengereidheid en koppigheid. Hij speelt een Walesa die laveert tussen radicale jongere collega's en de voorzichtigheid van de meer gematigden, overtuigd van zichzelf, van zijn eigen gelijk en leiderscapaciteiten. Wajda maakt geen heilige van hem, wel een held, iemand die het beste deed wat hij onder de gegeven omstandigheden kon doen. Een politieke overlever en een dissident, die - net als Havel - president werd. Maar wel een dissident van eenvoudige afkomst, wars van intellectuelendom.
Nostalgie
Evenals in de eerste twee films van de trilogie gaat het in Wajda's laatste om een markante held. De film is doortrokken van een nostalgisch verlangen naar het idealisme en de solidariteit van toen, naar een tijd waarin helden en hun vijanden nog duidelijk van elkaar te onderscheiden waren. Logisch dat Wajda het presidentschap van Walesa en zijn reilen en zeilen daarna in zijn film buiten beschouwing laat. De autoritaire stijl van de vroegere vakbondsleider en zijn conservatieve uitspraken riepen bij zijn landgenoten in het post-communistische tijdperk nogal eens weerstand op. Het is duidelijk, dat de 88-jarige Wajda zich meer aangetrokken voelt tot een duidelijke zwart wit tekening van schurken en helden van toen dan een analyse van het gecompliceerde en soms warrige dagelijkse leven van nu.
Conclusie
Walesa, Man of Hope is een interessante maar geen intrigerende film geworden. Het is vooral een tijdsdocument, waarin we het moedige maar ook realistische verzet van een vakbondsman zien, een belangrijke schakel in de ontmanteling van het Sovjet imperium.